Geschiedenis op de bovenbouwverschenenen in de schoolkrant Pasen 1998Gesprek met Helene Viveen, lerares geschiedenis op de Adriaan Roland Holstschool te Bergen. auteur: Anneke Verheijden |
Helene Viveen geeft al vele jaren geschiedenis aan de Vrije Bovenbouw in Bergen. Op de vraag hoe ze daar terecht is gekomen, vertelt ze over haar loopbaan. Na de lerarenopleiding werkte ze een aantal jaren in het reguliere onderwijs, aan de Christelijke Scholengemeenschap Pascal te Amsterdam. Daarnaast studeerde ze voor het doctoraal aan de Vrije Universiteit. Om enigszins in evenwicht te blijven, probeerde ze ook nog allerlei kunstzinnige vakken te doen. Wat haar in haar werk opviel, was dat er eigenlijk geen rekening gehouden werd met de ontwikkeling van de kinderen. Voor het doormaken van de puberteitscrisis was er maar weinig aandacht. Zo kwam ze op het idee om de aanvullende cursus voor Vrije Schoolleraren te gaan volgen. De manier waarop hier naar leren en ontwikkelen gekeken werd, vond ze veel sympathieker: niet droogweg het intellect aanspreken, maar via het voelen en met veel aandacht voor kunstzinnig onderwijs. Na een antroposofisch basisjaar aan het Emersoncollege in Engeland, waar ze een prettige, internationale sfeer aantrof, ging ze aan de oudste Vrije School van Nederland lesgeven: de Haagse Vrije School. Hier zat ze tussen echte doorgewinterde antroposofen, mensen die al jaren werkten en leefden vanuit de antroposofie. Toen er in Bergen een Vrije Bovenbouw werd opgericht, ging ze er graag aan de slag: een school in oprichting, waar nog van alles mogelijk was, met bovendien een Noord-Hollandse mentaliteit: recht voor z`n raap, daar had ze wel zin in. Hoe ziet het geschiedenisonderwijs op de Bovenbouw eruit? Helene legt uit, dat het onderwijs in geschiedenis natuurlijk helemaal niet aan de bovenbouw begint. Al in de eerste schooljaren krijgen de kinderen in de vertelstof allerlei oerbeelden aangereikt, waarop het onderwijs in de geschiedenis later doorborduurt. Het begint al met de sprookjes, fabels en heiligenlegendes uit de kleuterklassen en de eerste en tweede klas. Daarna volgen alle mythologieën in de volgende klassen: de Joodse, de Noorse, de Griekse en de Romeinse, en in de zevende klas: de ontdek-kingsreizen. Overigens is het geen wet van Meden en Perzen, dat deze onderwerpen behandeld worden: een leerkracht moet vooral naar zijn klas kijken en zelf beoordelen wat het meest nodig is voor de brede opbouw van de persoonlijkheid van de leerlingen (denken, voelen, willen). Op dezelfde manier gaat hij met de werkvorm om die hij hanteert: de toneelvorm leent zich bijvoorbeeld heel goed voor het geschiedenis-onderwijs .Als de kinderen in de achtste klas komen, vertonen ze een grote interesse in hoe de dingen tot stand komen. In dit leerjaar wordt dan ook de industriële revolutie behandeld, maar ook de reformatie en de puriteinse revolutie in Engeland In de negende klas zitten de kinderen zo ongeveer in de vroege fase van de puberteit. Ze reageren zeer gevoelsmatig en willen graag zelf gezag, zelf dingen bepalen. Ze kunnen dus in deze periode heel goed navoelen hoe dat was voor de idealisten van de Franse revolutie, die de burgerrechten afdwongen. Maar ze kunnen ook begrijpen hoe deze, ondanks hun idealisme, na hun overwinning net zulke leiders konden worden, als die ze hadden bevochten. Zo komen de leerlingen van de negende klas door zich in te leven, via het aanspreken van het gevoel, tot het meer abstracte begrijpen. Als de woeste puberteit een beetje voorbij is, krijgen de leerlingen oog voor het meer wetenschappelijke denken. Er wordt gezocht naar de bewijsvoering van zaken. In deze klas kunnen ze ook begrijpen hoe de historicus zich baseert op zijn bronnen. In de tiende klas kijken we daarnaast naar de invloed van de geografische ligging van een gebied op bepaald handelen van de mens. De prehistorie kan aan de orde komen, of de oudheid. Ook het sociaal bewustzijn ontwaakt op deze leeftijd, het vertrouwen in de mensheid. India, in het bijzonder de biografie van Ghandi, wordt behandeld. In de elfde klas is er nog meer verfijning. Er komt een zielebeweging op gang, waarin de leerlingen bezig zijn met zichzelf: medegevoel, twijfel over goede of foute keuzes. In deze klas komt het verhaal van Parcival in het periode-onderwijs aan de orde. Ook kunnen de leerlingen nu de Joodse geschiedenis beter begrijpen. Er wordt een doorsteek gemaakt van de holocaust naar Abraham, de diaspora, het verschijnsel zondebok, de staat Israel. Aan het eind van de elfde kan ook de Chinese culturele revolutie aan bod komen. Helene wijst op het volgende: er is een groot verschil tussen de elfde en de twaalfde klas. Er bestaat een kans dat de twaalfde klas in de toekomst afgeschaft gaat worden. Daarmee verdwijnt er tijd en ruimte voor gedegen onderwijs: juist het leerjaar waarin leerlingen rijp zijn om een overzicht aan te brengen in de leerstof wordt bedreigd. Het Vrije Onderwijs is niet voor niets een twaalfjarige leerweg! |
terug naar de index |