Fantasie en toekomstverschenenen in de schoolkrant Pasen 1997auteur: Ellie Bus |
Het vrije spel in
de kleuterklas is een zeer belangrijk basiselement voor kinderen tot ongeveer
zeven jaar. Kinderen zijn nog associatief denkend. De wereld ligt nog niet vast in hokjes, maar beweegt van de hak op de tak. Ze zijn nog een beetje zwervers in de gedachtengangen, puur en origineel. Op de kleuterschool gekomen, zuigen de kinderen de indrukken nog dromerig in zich op, maar al snel komen ze tot aktie. Ze worden uitgenodigd door andere kinderen, of andere spullen, om deel te nemen aan een nieuwe wereld. Later merk je dat ze niet alleen doen, maar dat er in hun zwerversbestaan een concentratie komt, een scheppende geest gaat meespreken. En niet alleen zachtjes van binnen, nee, ze raken vervuld van dit scheppende, ze worden. Alles om heen wordt, ze kunnen er niet meer mee stoppen. Van opstaan tot slapen gaan bevinden ze zich in de wereld van de fantasie. Maar als je hen daaruit tilt, omdat er opgeruimd moet worden b.v. of er moet een wat rustiger spelbeeld ontstaan, kan dat op veel weerstand stuiten. De fantasiestroom wordt onderbroken en dat doet pijn, maar het is af en toe nodig. Je kunt de fantasie, en de overgave daar aan, vergelijken met een kinderdroom, ook wel de herkenning van het voorgeboortelijke. Het kind kent de wereld nog niet als hij wordt geboren. Eerst daalt hij neer in een lichaam wat hem onbekend is, (en soms niet bevalt) dan gaat hij de wereld in om die te leren kennen. Een magisch fenomeen dringt zich aan hem op. Eerst wordt alles betast, belikt en bekeken vanuit de beweging. Het kind is een en al aandacht voor alles, een echte onderzoeker, die alles wil doen om te zien hoe onze wereld werkt. Rond het vijfde jaar bekijkt en beleeft hij niet alleen maar meer deze wereld, de wereld gaat hij zelf belichamen, met de kracht die hij uit de kosmos heeft meegenomen. Hij maakt hemel en aarde tot een geheel. Deze kracht gebruikt hij alleen als hij daar toe wordt uitgenodigd als het nodig is. Als hij deze belangrijke fantasiekracht gebruikt , dan bouwt hij in zichzelf iets op. Sowieso z'n eigen lichaam en organen, maar ook z'n scheppende vermogens, het samenspel van denken, voelen en willen, wordt in beweging gezet. Als ik de wereld
van het kind te veel afbaken middels kant en klaar speelgoed (ook LEGO
hoort daarbij) of hapklare brokken in de vorm van tv voorschotel dan zet
ik hem vast in hokjes. Rond 6 jaar nemen de fantasiekrachten af en gaat het kind steeds meer de kant op van het willen weten. Het kind gaat z'n tanden wisselen, dat vraagt veel kracht. Een moeilijk pre- pubertijdsfase breekt even aan.Het kind verliest energie en wordt wat dwars.Als het kind eenmaal in de eerste zit verdwijnen deze klachten.In de plaats van de fantasie ontstaat de mogelijkheid tot leren. Rond het 9 de jaar zijn de fantasie krachten echt opgedroogd en het geloof in de dwergjes en sprookjes is verdwenen. Wel heeft het z'n daaruit voortvloeiende creatieve vermogens m.b.v. de vertelstof weten te behouden. Uiteindelijk zal de fantasie, de scheppende geest, worden tot inspirerende idealen. |
terug naar de index |