Muziek op de bovenbouwverschenenen in de schoolkrant St. Jan 1996auteur: Anneke Verheijden |
Als je rond deze tijd van het jaar de Adriaan Roland Holstschool in Bergen binnen loopt, valt het muziekonderwijs je meteen op. De leerlingen repeteren enkele uren per dag voor de uitvoering van het Requiem van Mozart, en als ze geen repetitie hebben lopen ze hele stukken luidkeels in de gang te zingen .Beperkt het muziekonderwijs op de bovenbouw zich tot zang? Pieter Jan Olthof, al 15 jaar verbonden aan de bovenbouw als muziekleraar spreekt dat tegen. "Natuurlijk wordt er veel gezongen," zegt hij, "maar de leerlingen moeten ook theoretische kennis opdoen. Vooral in de achtste en negende klas gebeurt dat. Het notenlezen wordt daar ook nog eens herhaald." Niet ieder kind blijkt dat in de vierde klas echt goed te hebben geleerd en dat is wel jammer. Verder behandelt Pieter Jan Olthoff de toon-soorten en de kwintencirkel in de achtste en negende klas. De keuze van het repertoire voor de verschillende klassen sluit zoveel mogelijk aan bij de fase van ontwikkeling van de leerlingen. De muziek moet fysiek of psychisch niet te zwaar zijn: er is een grens aan wat leerlingen kunnen. Bovendien moeten ze echt willen. Leerlingen mogen meezingen in het schoolkoor zodra ze in de negende klas zitten. In de achtste zijn vooral de jongens nog niet klaar voor het koor, omdat hun stem nog te zeer in ontwikkeling is. Voor de meeste leerlingen geldt, dat ze heel graag zingen, ook al komen ze daar niet altijd voor uit. Pieter Jan Olthoff behandelt meestal klassiek werk van grote componisten, zoals Mozart, Bach, Beethoven. Popmuziek komt tijdens de muziekles niet aan bod. Een poging in die richting strandde ooit jammerlijk, want onmiddellijk ontstond er een schisma in de klas: voor- en tegenstanders van een pop-zangeres stonden tegenover elkaar. Op zo'n moment zie je ook duidelijk, dat het bij pop-muziek vaak niet echt om de muziek gaat, maar vooral om de algehele uitstraling van een artiest. Die stoot de een af en trekt de ander aan. Tijdens een les is daar totaal niet mee te werken. Je moet juist muziek hebben die bindt. Een belangrijk onderdeel van het muziekonderwijs is luisteren. Ook in het koor is dat belangrijk: een toon kan goed zijn, maar krijgt pas samen met de andere stemmen betekenis. De hogere klassen luisteren regelmatig naar twintigste-eeuwse orkestmuziek. Daar is een prachtige geluidsinstallatie voor aangeschaft op school, want die muziek is vaak heel ingewikkeld. Zonder goede installatie is niet goed te beluisteren op welke manier de orkestleden met elkaar samenwerken. Ook luisteren de leerlingen in de hogere klassen naar elkaar: in de twaalfde klas mogen ze solo zingen, of een duet als ze daar voor kiezen. De solozang is ooit op de A. Roland Holstschool ontstaan op verzoek van een klas. Sindsdien is het eigenlijk een gewoonte geworden, maar zeker geen verplichting. Het is wel zo dat of iedereen solo zingt, of niemand. Als de leerlingen er voor kiezen om dit met z'n allen aan te gaan, is dat wel de kroon op het muziekonderwijs: het is heel spannend voor ze, en zeer indrukwekkend en ontroerend voor de toeschouwer/luisteraar. Pieter Jan betreurt, dat er tegenwoordig nog maar zo weinig kinderen een instrument leren bespelen. Voorheen speelden er van de 33 achtste klassers 30 een instrument; nu nog niet eens de helft. Hij vermoedt dat het wellicht te maken heeft met het feit dat ouders hun kinderen met minder discipline opvoeden, dat ze het hun kinderen vooral naar de zin willen maken. Dat is jammer. Piano of viool spelen op je achtste is inderdaad helemaal niet leuk, maar later heb je er veel plezier aan. Ouders zijn echt nodig om de kinderen de discipline bij te brengen om dan toch door te zetten. En als ze dan een instrument kiezen, waarbij samenspel op den duur mogelijk is, zullen de kinderen de vruchten plukken van hun zwoegen: want met anderen samen muziek maken is heerlijk! |
terug naar de index |