Periodeonderwijs: maandritmeverschenenen in de schoolkrant Michaël 1996auteur: Ella Amse |
In ons onderwijs bieden wij de leerstof in periodes vier weken-ritmes aan; rekening houdend met de natuurlijke wetmatigheden van het leerproces. Het leven ontvouwt zich in ritmische processen, die ook in de mens werken. De dag, week, maand en jaarritmen behoren bij de mens en elk wezensdeel van de mens heeft betrekking op een specifiek ritme. Ik - dag / nachtritme In de tweede 7 jaarsfase (7 - 14 jaar) van het kind wordt in ons onderwijs gebruik gemaakt van de krachten die vrij zijn om leerstof op te nemen. Deze worden in de eerste 7 jaar gebruikt voor de fysieke opbouw en komen met de tandenwisseling vrij. Deze etherkrachten worden dan tot leerkrachten, maar volgens de ritmische wetmatigheden die aan de etherwereld eigen zijn: het maandritme. Bij de samenhang van het maandritme en etherlichaam komen de processen van het leven naar voren (ritmische processen in de organen die een maandritme kennen). Het maandritme hangt samen met de loop van de maan door de sterren. In tegenstelling tot het weekritme is het maandritme een stil en rustig ritme. Steeds is er een kiemen, toenemen, zwellen, rijpen, uitputten, minder worden, vergaan. Bij het vier wekenritme van de periodes blijkt iedere week zijn eigen kwaliteit te hebben. Eerste week: Ontdekkingskwaliteit,
kennis maken met de nieuwe stof, enthousiast worden, eventueel herhaling
van stof van de voorafgaande periode. Periode onderwijs: de betekenis van het vergeten Aardrijkskunde in de 4e klas. Vier weken, elke ochtend twee uur achter elkaar. Er wordt verteld, samen het vertelde besproken, er wordt getekend, geschilderd, gedichten gereciteerd, gezongen en (bijv. de winden) gespeeld... In betrekkelijk korte tijd wordt er een grote hoeveelheid materiaal doorgewerkt. De kinderen in actie en geestdriftig! Telkens weer wordt de stof op een andere manier verteld en/of wordt er iets aan toegevoegd. Door de herhaling, met variaties, komt er vreugde in het werk (de herkenning van het zich eigen worden) en intensiteit in het onderwijs. Mede door het doen heeft de herhaling ten gevolge dat ook de zwakkere kinderen de stof in zich kunnen opnemen. De vluggen leren door de gevarieerde herhaling vele details. Als de periode ten einde loopt wordt er een mooie landkaart geschilderd en de periodeschriften worden nog eens een keer bekeken en mooi gemaakt. Na deze periode zal er gerekend worden, komt de Nederlandse taal aan de beurt, de Dierkunde, dan weer tijd voor een volgende periode aardrijkskunde. Wat zouden ze nog weten van de vorige periode? "Weten jullie nog van...." Dan licht het weer op in het bewustzijn van de kinderen. Opvallend dat de kinderen zich vaak meer de gebeurtenissen, het gedane, de verhalen herinneren die een diepe indruk maakten dan wat het "Intellect" daarbij geleerd had... Het geheugen houdt meer verband met de kracht van het gevoel en van de wil; waardoor de kinderen leren. En daarbij wordt het intellect vanzelf van inhoud voorzien. In de tussentijd tussen twee perioden zullen de kinderen veel vergeten. In de diepte van hun ziel blijft ook veel slapen en in de volgende periode wordt dit weer wakker geroepen. Het is het wezenlijke uit de periode dat de kinderen nog blijken te weten; dat kan gebeuren in de volgende periode. Tussen twee perioden bezinkt het geoefende, het geleerde werkt als een kracht in het gebied van de vormende krachten, de levenskrachten in het organisme. Het verandert zich tot een nieuw vermogen, tot een nieuw kunnen. Als leraar geef je de gelegenheid, de aanleiding. "Het leren" wordt verricht door de tijd, door de levenskrachten van de kinderen, door hun natuur. De kinderen werken, ploeteren elk op hun eigen wijze naar hun natuur. Zo wordt oefening door het vergeten in de loop van de tijd tot groeiend kunnen. |
terug naar de index |