We beginnen met het
lied:
September brengt een overvloed
van vruchten, sappig, rijp en zoet.
Doortje en Floortje
staan op uit bed
Moeder heeft al thee gezet
gaan ze naar beneden
stappestap op de treden
Drinken thee, eten
brood
worden sterk en worden groot.
Dan gaan ze naar de appelvrouw
jasjes aan, nu gaan ze gauw.
Daar gaan Door en
Floor over het zand-weggetje door 't bos en dan over de dijk. Vers:
Op de dijk staan
met z'n vieren
hoge zilverpopulieren
die wuiven maar en ruisen maar
van elkaar en naar elkaar
en al die kleine zilverblaadjes
houden duizend fluisterpraatjes
wist je dit en wist je dat?
ik zou wel eens willen weten wat.
Sjj ----- sjuu
de wind blaast de takken heen en weer
sjj ----- sjuu
blaast hij nog een keer
wirveld, werveld
blaadjes draaien rond
wirveld werveld
blaadjes van de grond
blaadjes omhoog, blaadjes omlaag
blaadjes snel, blaadjes traag ritselt,
ruiselt, zachter hij is stil
ik denk dat-ie nu even liggen wil.
Wat hoor ik daar?
Narre, narre, narre,
drie boeren op hun karre
ze roepen al van varre
narre, narre, narre.
Daar komen boer Bram,
boer Biet en boer Bob. Lied:
Zeg boeren mogen
we mee met jou?
Ja meneer en ja juffrouw
September brengt een overvloed
Boeren mogen we mee met jou
Ja juffrouw
Dat hoef je niet te vragen
spring maar op m'n wagen
jullie mogen mee en gauw
gaan we naar de appelvrouw.
Zo rijden de heren,
in hun mooie kleren
zo rijden de vrouwen, met hun wijde mouwen
zo rijdt Jan de akkerman,
met z'n paard erachter an.
Door en Floor springen
van de kar.
Boeren, dank je wel
onze rit ging zo heel snel.
Dan komen ze bij
de appelvrouw
daar is het rode dak, daar zijn de muren
het raam en de deur
Trekken aan de bel, tingelingeling
Niemand doet open
Kijken we door de brievenbus
Zien de kapstok,
horen de klok, tik-tak, tik-tok
en roepen: Appelvrouw, waar ben je nou?
Dan lopen Door en
Floor om het huis en achter in de tuin daar vinden ze de appelvrouw. Door
en Floor helpen appels plukken. Lied:
Er liggen geen appeltjes
meer op de grond
heb je ze al in je mandje
gaan we weer vlug op een drafje naar huis
niet laten vallen hoor Jantje.
Morgen maakt moeder
appelgelei
ik mag haar helpen met vullen,
een potje jam is er voor jou en voor mij
jongens wat zullen we smullen.
Dan gaan ze met de
appelvrouw mee naar binnen.
Schoorsteentje rook
Keteltje kook
Watertje zing
Kattepoes spring
Kook ik en roer
ik
een heerlijke brij
Kook ik een potje
voor jou en voor mij
van appels en suiker
wat zout, niet teveel
en dan daarover
wat bruine kaneel
prrrt, prrrt, pruttelt
de brij
prrrt, prrrt, pruttelt de brij
Dan krijgen alle
kinderen wat appelmoes in de kommetjes, die ze van hun handen hebben gemaakt.
Door en Floor krijgen een mandje met appels mee naar huis. Tot slot herhalen
we het lied: Er liggen geen appeltjes meer op de grond.
|