terug naar de index

Het ritme als pedagogisch element eens anders bekeken

verschenenen in de schoolkrant Kerstmis 2000
auteur: Gerdina Matthiessen

Het komend jaar willen we in vier afleveringen over het ritme met betrekking tot de vier wezensdelen van de mens schrijven.

Op onze school vieren we niet alleen alle jaarfeesten, maar ook alle verjaardagen krijgen een bijzondere aandacht. Bovendien laten we bijna elke maand aan elkaar zien waarmee we bezig zijn. Bij elkaar opgeteld zijn het er heel wat. Waarom doen we dit? Het is zeker niet alleen het inhoudelijke wat we tot uitdrukking willen brengen.

Het wezen van het ritme is een universeel levenselement, dat als grondprincipe niet alleen de mens met de wereld verbindt, maar in alle levens en ontwikkelingsprocessen zo werkt, dat harmonie, polariteit, verbinding van tijd en ruimte, vernieuwing en elasticiteit tot stand komt.

De dag-, week-, maand- en jaarritmen behoren bij de mensen. Elk wezensdeel van de mens heeft betrekking op een specifiek ritme.
IK - dag/nacht
ZIEL - week
LEVENSLICHAAM - maand
FYSIEKLICHAAM - jaar

DAG\NACHT - IK-ONTWIKKELING
Het ik is het wezen in de mens, dat zich tegenover de buitenwereld als eigenwezen beleeft. Dit beleven is met waakbewustzijn verbonden. De graad van bewustzijn is in de loop van de dag verschillend. Het duidelijkst is dit waarneembaar als je 's avonds moe bent, 's nachts de bewusteloosheid van het ik en 's morgens de wakkerheid ervan. Zonder de dagelijkse wisseling van dag en nacht zou het ik geen mogelijkheid kunnen vinden zijn wezen in het dagbewustzijn te openbaren. Het waken is het slapen dus niet alleen polair tegenovergesteld, maar ook uit haar voortkomend, van haar afhankelijk.

De pedagogiek zal bij het doel van een ik-sterking altijd de verzorging van de dag- en de nachtkwaliteiten in het oog moeten houden. Hoe zal dit "verzorgen" dan moeten zijn? Om enige basisaspecten duidelijk te maken, een schets van het dag/nachtbeleven van een volwassene. We beginnen de dag met frisse kracht. De morgen is een periode waarin nieuwe impulsen goed toegepast kunnen worden. Met elan ga je aan je opgaven. Ook de moeilijkheden kun je het hoofd bieden. Dit intensief bezig kunnen zijn gaat door tot plm. 12.30 uur, tot de lunchpauze. Na deze pauze verzamelen zich reconstruerende krachten, die langzaam stijgend een activiteitsfase voor de namiddag mogelijk maken. Dit dagverloop kan tot het intens moe zijn doorgaan.

's Avonds gaan de krachten naar binnen. Nabeleven van het gedane, gezelligheid, bijeenkomsten met andere mensen etc. zijn dingen voor de avond. Het actieve leven gaat in een bespiegelende over. De nacht wordt het beste begonnen wanneer de mens openstaat voor het nieuwe wat de volgende dag brengt. Daarbij moeten de indrukken van de afgelopen dag verwerkt en afgesloten zijn. In de overgang naar de droomwereld treedt dan een verandering in het beleven van tijd en ruimte op. Als de mens op het diepste punt van zijn slaap is gekomen, vallen tijd en ruimte geheel weg. De bron van nieuwe, genezende krachten is bereikt. Uit deze bron worden de krachten voor de komende dag geput. Met dit "verworvene" gaat de slaper weer door de droomsfeer. Deze keer is het de wereld van de ontwaakdromen. Deze sfeer kun je de verruimtelijking en vertijdelijking van het ik noemen. Typische dromen hiervan zijn de "val- of tijdromen". Bij het wakkerworden leef je in een bepaalde stemming. Dit is het gevolg van het in de nacht beleefde. De nieuwe dag kan beginnen. Deze ritmische beleveniswisseling van dag en nacht is door het hele leven heen gelijk.

Zoals in de kindertijd de slaap al kwantitatief uitgebreider is dan bij de volwassene, is ook de kwaliteit van het slapen en waken anders. Het kind leeft sterker in de werkingen van de slaap. Het is nog niet in het bezit van een volontwikkeld dagbewustzijn tegenover de wereld. Het ontwaakt geleidelijk aan in het leven. In zoverre is het erop aangewezen, dat het de wereld vooreerst nog in de bewustzijnsmatige slapende en dromende zielekwaliteiten ontmoet. Dit gebeurt door middel van het willen en het voelen van het kind (lopen, praten, denken, willen, nabootsen, voelend navolgen etc.)

Als pedagoog moet je inhoudelijk en methodisch differentiëren en je naar het "ik-vermogen" van slapen en waken bij de kleuter, het schoolkind of een jeugdige richten. De mens heeft, afgezien van de allereerste levensjaren, op elke leeftijd ziele-inhouden nodig die hij vanuit de dag vruchtbaar in de nacht kan dragen. Alleen zo kan het zijn ik-wezen gezond ontwikkelen.

De school is heden ten dage die instantie, die een constant dagverloop bepaalt. De vraag is, door welke aanpak kun je het verloop van de dag die kwaliteit geven, welke nodig is om "ik-sterkend" te werken. De eerste voorwaarde is, dat de lesstof zo wordt aangeboden, dat een kind hieraan belevissen heeft, zich innerlijk kan verbinden en er mee uit de voeten kan. De werkingen die van de lessen uitgaan moet je als leerkracht goed waarnemen en in de gaten houden. Aan het eind van de les wordt nog even samengevat en een paar aspecten eruit gehaald om over na te denken. Belangrijk is dat ieder kind op zijn niveau de dingen kan beleven, zich er mee uiteen kan zetten en eraan groeien. Nu neemt het kind het beleefde mee naar de nacht. De werking hiervan heeft de leerkracht in zijn\haar bewustzijn als hij de lesstof van de vorige dag herhaalt. Belangrijk bij deze herhaling is dat een verandering merkbaar is. Door de veranderde herhaling ga je als leerkracht zo te zeggen de bewegingen en de sporen van het ik na. Hierdoor krijg je moreel contact met de kinderen. Je mag nooit de lesstof van de vorige dag laten vervallen, hoe interessant het nieuwe ook mag zijn. Het haasten van het ene naar het andere werkt verzwakkend op het ik. Op deze wijze kan de school het beste op het dagverloop inwerken.

Om een gezonde verdeling te krijgen van de naar binnengaande- of naar buitengaande bezigheden, beschouwende of practische vakken, kunstzinnige of wetenschappelijke lessen, is een hygiënisch lesrooster onvermijdelijk. Hierbij geldt, dat de leerkracht aan alle schijnbare noodzakelijkheden voorbij, hoofdlijnen voor een dagverloop ontwikkelt, die met de constitutionele eisen van de leerling rekening houdt. Zo heeft het verloop van de dag verschillende kwaliteiten. Bijzonder duidelijk wordt dit bij het begin van het hoofdonderwijs 's morgens. De begroetingsspreuk is meer dan alleen voor het eerste uur. Zij geldt voor de gehele schoooldag en kenmerkt het dagelijks nieuwbegin. Voor de afsluitspreuk geldt: het afsluiten van de dag en het inluiden van de nachtwerkingen.

In de volgende aflevering zal over de wisselwerking van het weekritme en het zielelichaam geschreven worden.

terug naar de index