Het bewegen van het jonge kindverschenenen in de schoolkrant pasen 2000Lezing gehouden op 8 maart in het Zonnenkind. N.a.v. lezing van Edmond Schoorel te Nijmegen, 14-10-99. : |
Tijdens de zwangerschap voelt de moeder, bijna als een verrassing, haar kind zachtjes bewegen en naarmate de tijd verstrijkt worden de bewegingen herkenbaar en vertrouwd. Ook wordt al duidelijk of het een temperamentvolle beweger is of een rustige, een dag- of nachtslaper. Na de 9 maanden opgevouwen in het warme moederlichaam te hebben rondgezwommen, baant het zich een weg naar buiten. Door het nauwe geboortekanaal wordt het hele wezentje gekneed, gemasseerd en gestimuleerd en komt het uiteindelijk met een schok in de koude buitenwereld. Snel wordt het omringd met warme liefde en aandacht en kan het aan zijn verdere ontwikkeling beginnen. Als we naar het kindje kijken valt het hoofdje direct op door zijn grootte, t.o.v. de rest van het lichaam. Het is rond en gevormd, vol geheimen, al karakteristiek. Al heel snel zie je in het gezichtje al het verleden, de erfelijkheid, tot uitdrukking komen. Lijkt ze op papa of mama, de ogen van oma enz. Maar ook is het hoofd nog heel slaperig. Het lijfje is daarentegen jong, sappig en ongevormd. De ledematen zijn zeer actief, bij elk schrikje of beweging schieten de handjes als vlinders omhoog, de teentjes bewegen van spreid- naar knelstand en tijdens het drinken is de gulzigheid af te lezen aan elke vinger en teen. In het hoofd moet nog van alles gebeuren, vele functies moeten nu tot leven worden gewekt en de ledematen gaan het slapende bewustzijn van het hoofd wekken. Het hoofd zelf laten we zoveel mogelijk met rust en we houden het warm, omdat het door zijn enorme oppervlakte zeer snel en sterk afkoelt. Ook overprikkelen we het niet met veel lawaai en visuele felle en snelle indrukken, dat weerhoudt het van bewegen. Voor alle gezonde kinderen geldt een zekere wetmatigheid in de ontwikkeling van de beweging: van de onwillekeurige naar de doelgerichte bewegingen. In het begin zijn er de zuig-, schrik- en grijpreflexen, net als of ze van buitenaf bewogen worden, en steeds leert het kind reflexen af, maar er komen nieuwe voor in de plaats: meekrijgen en weer afleren, tot er weer een nieuw bewegingspatroon ontstaat. Alle automatische bewegingspatronen zijn de voorbode voor de spraak. In het hoofd ligt het motorisch centrum naast het taal / spraakcentrum. Tussen ledematen en hoofd bestaat dus een enorme communicatie, die naarmate de tijd verstrijkt, steeds levendiger, uitgebreider en vindingrijker wordt. Wat het hoofd van de bewegingen opsteekt reflecteert het weer naar de ledematen en zo beïnvloeden ze elkaar en vormen ze oud om tot nieuw. Deze ontwikkeling gaat in kleine stapjes en soms gaat het schoksgewijs. Door te bewegen ben je steeds vernieuwend bezig. Door de beweging komt het kind van liggen naar zitten, kruipen, staan en lopen. En als het kind eenmaal het lopen beheerst, zakt het strottenhoofd, en komt er energie vrij voor het spreken en gaat hij de taal begrijpen. Basisbegrippen als
'ja' en 'nee' zijn rond het tweede jaar, de separatiefase, van groot belang
voor het logische denken. De ledematen, de armen en benen, worden door
de opvoeding "in cultuur gebracht". Hoe gaat dat in z'n werk? - Door nabootsing.
Hierdoor alleen al gaat het kind zich oprichten, wat een enorme kracht
van het kind vraagt. Maar ook het lopen als papa, het gaan zitten als
mama, de manier waarop is van het grootste belang. Spreken of schreeuwen,
gooien of aangeven, enz.. Belemmerende factoren
voor een gezonde bewegingsontwikkeling: Ellie Bus |
terug naar de index |